Het imposter syndroom (of impostor syndrome, oplichterssyndroom, bedriegerssyndroom) is een geheel van perceptie, gedachten, gevoelens en gedrag. Mensen met het imposter syndroom schatten hun capaciteiten, prestaties en potentieel niet op waarde. Zij zien hun prestaties dan ook niet als eigen verdienste, maar als pure mazzel of schrijven het zelfs op andermans conto. Ook denken ze dat anderen hen onterecht positief beoordelen en ervaren dus een sluimerende angst op een dag door de mand te vallen.
‘Ooit zal iedereen doorhebben dat mijn prestaties en kwalificaties eigenlijk niet zoveel voorstellen.’ Een gedachte die blijft rondzingen, alle diploma’s en indrukwekkende track record ten spijt. In mijn coaching voor vrouwen kom ik dit in verschillende gradaties tegen. Maar: het is zeker geen typisch ‘vrouwending’. Het imposter syndroom komt ook voor bij mannen, op de werkvloer én in de boardroom. Gelukkig kun je best veel doen om er vanaf te komen.
In dit artikel bespreken we de volgende onderwerpen:
- Wat is imposter syndroom?
- Hoe herken je imposter syndroom?
- Hoe kom je van het imposter syndroom af?
- Is compassie het sleutelwoord?
Wat is imposter syndroom?
In mijn praktijk richt ik me met name op coaching voor vrouwen, doorgaans hoog opgeleid, zeer ervaren, goed gekwalificeerd en met een mooie carrière. Zich warmlopend voor hun volgende stap. Geen lichtgewicht CV’s dus. Verrassend genoeg misschien, maakt dat hen juist vatbaar voor het impostor syndrome. Ondanks uitstekende prestaties volgens objectieve maatstaven én ondanks bevestiging van buitenaf, zoals uitstekende beoordelingen op het werk, zijn sommige vrouwen (en mannen) er op een bepaalde laag van overtuigd dat anderen hen onterecht positief beoordelen – of matsen.
Vaak weten zij rationeel echt wel dat dit beeld niet klopt. Maar in het gevóel gebeurt iets anders: angst. En die angst is vaak sterker, want zo werkt het menselijk brein. De angst om ontmaskerd te worden als bedrieger, als een no one, is soms heel subtiel maar onmiskenbaar onderhuids aanwezig en heeft grote invloed op je gevoel, gedachten en gedrag. En, bottom line, op hoe tevreden je bent over jezelf.
Imposter syndroom herkennen? Ken de rode vlaggen
Het imposter syndroom is een geheel van perceptie, gedachten, gevoelens en gedrag, die met elkaar een bepaald mechanisme vormen. Dit mechanisme kan via verschillende ingangen worden getriggerd. Ik wil je meenemen in een paar van de veel voorkomende ingangen, zodat jij ze kunt herkennen als rode vlaggen.
Onjuiste interpretatie van spanning of gevoelens van onzekerheid
Als je jezelf ontwikkelt, doe je per definitie sommige dingen voor het eerst. Heb je sommige grote verantwoordelijkheden voor het eerst. Dat kan spanning oproepen, of gevoelens van onzekerheid. Die gevoelens zijn een volstrekt normale reactie op een nieuwe situatie. Het verduren van deze ongemakkelijke gevoelens is groei. Precies wat je wilde!
De valkuil hier is om die spanning en onzekerheid een heel andere – onjuiste – betekenis te geven: ‘Ik voel spanning en onzekerheid, ik ben dus niet geschikt voor deze taak. Anders zou ik die spanning en onzekerheid niet zo sterk voelen.’
Maar de spanning en onzekerheid zélf zijn niet het probleem, want die kun je heus dragen. Het probleem zit in de negatieve interpretatie die je eraan geeft. Díe bepaalt hoe heftig je de spanning en onzekerheid ervaart. Niet de spanning of onzekerheid zijn ondermijnend, maar jouw interpretatie ervan.
Heel hard werken om te groeien in je carrière
Het is helaas een illusie dat heel hard werken om meer succes en expertise te verwerven, je van het impostor syndrome zal bevrijden. Vaak nemen impostergevoelens juist toe wanneer je groeit. Ik zie het ook in mijn praktijk voor coaching voor vrouwen. De ervaren sensatie is namelijk dat hoe verder je groeit in je carrière, hoe meer je te verliezen hebt en hoe harder de klap áls je door de mand valt. Bovendien schrijf je succes en carrièregroei helemaal niet toe aan je eigen kunnen en handelen, maar aan mazzel of gematst zijn. Of je vindt jouw prestaties en capaciteiten heel gewoon, het minimum vereiste eigenlijk. Ook als ze buitengewoon zijn. Tegen die achtergrond kun je nóg zoveel bewijsmateriaal organiseren om je eigen deskundigheid aan te tonen, je zult jezelf niet overtuigen.
Twijfelen aan je intelligentie
Hoe meer kennis en kunde je hebt, hoe meer je je bewust bent van wat je allemaal níet weet en kan. De contradictie die daardoor optreedt is: hoe meer je weet, hoe minder je lijkt te weten. Het doet je namelijk beseffen dat je blinde vlekken hebt. Als dat je aanzet tot nuanceren, onderzoeken en openstaan voor een andere invalshoek, brengt het je zeker verder. Maar als je het aangrijpt om te twijfelen aan je intelligentie en je kennisniveau, dan voed je je impostergevoelens. Soms gaat daar nog een schep bovenop door van jezelf te verwachten dat je altijd alles moet weten en alles zelf moet kunnen. Uiteraard is dat menselijk onhaalbaar en dus zul je op die doelstelling altijd falen. ‘Zie je wel’, denk je dan. Waardoor je je imposter syndroom bekrachtigt en in stand houdt.
Extreem perfectionisme
In een poging om hier het hoofd aan te bieden, kan een extreme en medogenloze vorm van perfectionisme ontstaan. Het resultaat telt dan bijvoorbeeld pas als je voorbij de 99% scoort op je doel. Alle 99% die je daarvóór tot een succes brengt, zijn geen echte waardering waard. Dat je die laatste 1% meestal niet bereikt reken je jezelf hard aan. Je voelt je dan 100% incompetent. Deze extreme vorm van perfectionisme zet aan tot grote prestaties en successen waar je niet van kunt genieten. Het is nooit genoeg. Het is ondermijnend voor je zelfbeeld en gevoel van eigenwaarde. Dat is een grote bron van chronische stress.
Eerst nog…
Wanneer je ondanks heel veel kennis en ervaring altijd blijft denken dat je eerst nog diploma X moet behalen en ook nog cursus Y moet doen. En je na ieder vers behaalde diploma de lat toch weer verlegt: ‘Ja, maar nu eerst nog boek Z bestuderen. Dán begint het pas echt.’ Daarmee alle behaalde resultaten diskwalificerend. Dan zit je vast in een eeuwige cirkel waarin je in jouw hoofd nooit goed genoeg zult zijn. Terwijl je ondertussen in de feitelijke realiteit waardevolle prestaties neerzet.
Vinden dat je het helemaal zelf moet doen
Als je vindt dat je alles zélf moet weten, kunnen en doen, is hulp vragen lastig. Het voelt als een vorm van falen. En wanneer iets tot stand kwam in een samenwerking, zie je het resultaat daarvan niet als een gedeelde verdienste. Je hebt het niet alléén tot stand gebracht en dus telt het 100% niet mee.
Situaties met een extra grote trigger
Bepaalde situaties vormen een extra grote trigger voor impostergevoelens, omdat het kan voelen als ‘erop of eronder’. Bijvoorbeeld het gevoel dat je positie op het spel staat of dat je risico loopt om gezichtsverlies te lijden. Denk bijvoorbeeld aan: spreken in het openbaar; een belangrijk praatje houden voor de hele afdeling; een bespreking met een collega die jou imponeert; een sollicitatiegesprek of pitchen voor het management team.
Hoe kan je het imposter syndroom stoppen en ervan afkomen?
De volgende stap. We hebben de vraag ‘wat is imposter syndroom?’ nu beantwoord en ook enkele rode vlaggen in kaart gebracht. Het venijn van die bovengenoemde rode vlaggen zit in je eigen – negatieve – interpretatie van de feiten. Dat is gunstig, want je eigen interpretatie kun je veranderen. Dat ligt binnen je eigen invloedsfeer. Er zijn dus ook best veel dingen die je daarin kunt doen.
Zoom eens uit
Dingen worden meestal overzichtelijker als je een stukje uitzoomt. Je verandert daarmee je perspectief. Als je jezelf in een situatie heel onzeker voelt, constateer dan eens van een afstandje wat er gebeurt. Zonder oordeel en zonder oplossing. Alleen constateren dat het is zoals het is, bijvoorbeeld: ‘In deze situatie X voel ik mij onzeker over mijn deskundigheid.’
Dit gevoel van onzekerheid is menselijk en is géén voorspeller van falen of indicatie van onkunde. Door te constateren dat je het spannend vindt, geef je erkenning aan dat gevoel zonder jezelf ermee te identificeren. Zo maak je ruimte om toch datgene te doen waarover je je onzeker voelt en dat met succes tot een goed einde te brengen.
Normaliseren
Je bent niet de enige. Realiseer je dat heel veel mensen in meer of mindere mate last hebben van impostergevoelens, ook in de board room. Als zoveel mensen dit ervaren, kun je bijna spreken van een universeel verschijnsel. Impostergevoelens zou je dan kunnen zien als iets dat weliswaar heel oncomfortabel en stressvol is, maar er ook een beetje bij hoort. Ga er maar vanuit dat aan die vergadertafel waar het spannend is, zeker de helft zit te worstelen met impostergevoelens. Dat zie je niet aan hen, net zoals zij dat niet zien aan jou.
Zie het in gedachten eens voor je: de persoon in die bespreking door wie jij je geïmponeerd voelt laat een stevige houding en daadkrachtige taal zien, maar vecht ondertussen vanbinnen tegen de angst om ontmaskerd te worden als onkundig.
Zet je filter af en zie de feiten
Zet je filter af, want die vertekent het beeld. Kijk eens zonder dat filter naar je wapenfeiten, de highlights in je carrière, je kwaliteiten en je bekwaamheden – alsof ze van iemand anders zijn. Hoe zou je die ander op waarde schatten? Kijken naar jezelf alsof je naar iemand anders kijkt, geeft je een eerlijker en meer waarheidsgetrouwe blik op jezelf.
Sta jezelf toe om complimenten werkelijk te incasseren
Als het hele team met je wegloopt, als je opdrachtgever je opdracht wil uitbreiden, als je leidinggevende jouw functioneren beoordeelt als ‘exceeding expectations’, incasseer dan. Je deskundigheid, je persoonlijkheid en je ervaring worden kennelijk hoog gewaardeerd. Dit afdoen als een foutieve inschatting door de ander, doet geen recht aan jezelf. En ook niet aan de ander.
Ga niet generaliseren als je eens een fout maakt
Heb je iets in de soep laten lopen of ging je iets aan waar je toch nog niet klaar voor bleek? Stel vast wat niet goed ging, baal er van, bied excuses aan als dat op zijn plaats is, herstel wat mis ging, ruim de rommel op en trek er een les uit.
Maar maak nou niet de vergissing om gelijk te generaliseren in termen van ‘ik ben hier dus niet voor geschikt’. Maak de keuze je innerlijk oog niet alleen te richten op wat fout ging. Kijk naar het hele plaatje en zie ook wat er wél goed ging, en wat je hebt te leren om het volgende keer beter te doen.
Van het syndroom afkomen? Compassie is het sleutelwoord
Compassie is denk ik het sleutelwoord hier. Soms wéten we iets niet, soms kúnnen we iets niet, soms gáán dingen mis, soms máken we fouten, soms maken we vergissingen of verkeerde inschattingen, soms vínden we iets gewoon heel spannend, soms hébben we een slechte dag. Dat is onderdeel van het leven. Niemand hoeft alles te weten en te kunnen, niemand hoeft foutloos en perfect te zijn en nooit iets spannend te vinden. Ook jij niet.